Fysische omgevingsfactoren

Het bewaken van de kwaliteit van het water en de filters is van cruciaal belang om te zorgen dat dieren niet aan de grenzen van hun adaptieve capaciteit hoeven te functioneren. Hoewel zebravissen in een brede range van bijvoorbeeld temperaturen kunnen leven, hebben temperaturen aan de uiteinden van die range effecten op allerlei processen: energie die moet worden besteed om te overleven in die omstandigheden, kan immers niet worden besteed aan andere processen. Dit kan leiden tot verhoogde ziektegevoeligheid en lagere reproductie en dus tot hoge metabole kosten. Voor de verschillende relevante fysische factoren bestaan ranges waaronder zebravissen kunnen functioneren (zie de tabel hieronder). In het laboratorium zouden de optimale waarden voor deze fysische factoren moeten worden nagestreefd. In sommige parameters kunnen pieken (nitriet, nitraat, ammonia) en dalen (zuurstof) ontstaan als gevolg van voeren en stressvolle gebeurtenissen. Het is daarom belangrijk niet aan de grenzen van ranges te gaan zitten en veilige marges aan te houden. De in de tabel genoemde frequenties van meten zijn indicaties en hangen af van de mate waarin het systeem stabiel is en hoe goed het systeem wordt beheerd.

Factor [frequentie van meten]

Waarden

Watertemperatuur [continue; dagelijks]

26-28.5 graden Celsius; meestal 28-28.5 graden Celsius

pH-waarde van water [continue; dagelijks]

aangeraden: pH 7-8; in ieder geval niet lager dan 6 en niet hoger dan 8

Waterhardheid [maandelijks]

50-150 mg/l CaCO3

Geleidbaarheid van water [dagelijks]

250-600 μS/cm

Zoutgehalte [dagelijks]

0.25-0.75 (ppt Knudsen)

Ammonia; nitraat; nitriet [dagelijks; wekelijks]

Ammonia:<0.02 ppm (0.02mg/l); nitriet: erg streng: minder dan 0.1 ppm (0.1mg/l); nitraat: lager dan 50 ppm (<50 mg/l)

Opgelost zuurstof [continue; dagelijks]

>6 ppm (6 mg/l); aangeraden: >7 mg/l om dalen te kunnen opvangen

Licht/donker (uren)

14/10

Dichtheid

Afhankelijk van het watersysteem (verversing van het volume): 1-5 volwassen vissen/L; te lage dichtheid leidt tot agressie

Tank dimensies

Vooral groot oppervlak is van belang voor uitwisseling van gassen; hoogte: 25 cm voldoende

Lichtintensiteit (lux)

54-324 Lux op wateroppervlak

 

Omdat vissen gevoelig zijn voor trillingen is het goed om daar waar dieren staan of gebruikt worden ervoor te zorgen dat ze trillingvrij staan, bijvoorbeeld niet in de buurt van waterpompen. Verder is er nog weinig bekend over hoe gevoelig vissen zijn voor geluiden in het lab. Daarom is het verstandig niet te veel onverwachte geluiden in het laboratorium te produceren. Verder is het van belang een egale belichting te hebben voor de tanks en tanks niet te dicht bij lichtbronnen te zetten die in de donker-periode van de licht-donker cyclus (‘s nachts’) te veel licht produceren. Tot slot zijn witte ondergronden of felle/lichte kleuren niet wenselijk; daarom wordt er steeds meer met grijstinten of groentinten gewerkt. 

Zebravissen zijn prooidieren, waardoor ze kunnen schrikken van onverwachte bewegingen boven de tank en van bewegingen aan de zijkant.  

Omdat zebravissen erg gevoelig zijn voor zware metalen, moet het aanvoerende water en het water in het laboratorium niet door koperleidingen of gegalvaniseerde leidingen lopen of in aanraking komen met metalen voorwerpen. Hetzelfde geldt voor chloor: het is van belang dat gechloreerd water eerst door een filter gaat.